zondag 8 december 2013

De kostganger

Geen twijfel mogelijk. Beslist geen primeur. Het komt niet in de krant. En het wordt evenmin op zondag van de kansel afgelezen. Ook al heeft dat spreekgestoelte in de kringen waarin ik verkeer tegenwoordig de platvloerse vorm aangenomen van een podium. Maar op zo’n dag als gisteren dringt de realiteit zich onomkeerbaar en onmiskenbaar aan mij op. Ontkennen heeft geen zin. Dat zou je reinste zelfverloochening zijn, op zichzelf genomen overigens een lang gekoesterd dogma. Ik getuig hier en plein public, zonder gene, schaamte of schroom: IK BEN ONGELOVIG.

Hoe heeft het zover kunnen komen? Het exacte bekeringsmoment is weliswaar niet aan te wijzen. Maar dat zal een erfenis zijn van mijn kerkelijke komaf, waarin de enkeling die zijn of haar ommekeer met de scherpte van een fotofinish kon uittekenen, met bovengemiddelde argwaan werd bejegend. Terugkijkend is er toch één moment aan te wijzen dat het begin van het einde van de twijfel markeert.

Het was 5 december 1975. Met mijn ouders en 3 jaar oudere zus woonden wij aan de Langenholterweg 68 in Zwolle. Voor een slordige fl. 40.000, in die tijd een astronomisch bedrag,  hadden mijn ouders hun ziel en zaligheid verpand aan de Raffeisenbank. In ruil daarvoor mochten zij zich de trotse eigenaar noemen van een eenvoudige tussenwoning. Voorzien van een riante achtertuin van zo’n 4 bij 30 meter.

Vanwege de gezelligheid en uit sociale overwegingen boden wij onderdak aan een student van de GSA. Wat voor de Gereformeerd Vrijgemaakten én Citroënliefhebbers, zeker in die tijd, een begrip met geheel uiteenlopende betekenis was. Terwijl de rest van de mensheid dit in het meest gunstige geval als een toonloze afkorting beschouwde. Dat de student ook bijdroeg aan het vullen van ons huishoudpotje was natuurlijk mooi meegenomen.

Dit student-aan-tafel fenomeen had ook een naam: de kostganger. Tegenwoordig net zo zeldzaam als een Sperweruil. Maar in de jaren ’70 een wijdverbreid verschijnsel. Zeker in het Calvinistische Zwolle. Die van ons heette Ad. Aanvankelijk dacht ik dat we hem bij aanschaf die naam hadden gegeven. Toen ik ouder werd realiseerde ik me dat hij tweedehands was: in zijn dorp van herkomst werd hij ook al zo genoemd.

Enfin, Ad dus. Hij had natuurlijk ook een achternaam. Maar omdat Ad de aanzet is geweest tot mijn bekering tot ongelovige, gun ik hem op deze plaats enige anonimiteit. Voor je het weet is #Ad trending topic op Twitter. En met de beste wil van de wereld had Ad dat in 1975 natuurlijk niet kunnen voorzien.

Ieder jaar vierden wij trouw op de zaterdag voor of na 5 december met de hele familie Kleen bij opa en oma thuis Sinterklaas. ’s Middags voor de kleinkinderen. En ’s avonds, als ze dachten dat wij allemaal sliepen, gingen de grote mensen los met gedichten, surprises en een enkele alcoholische versnapering. Welke van deze drie tot die uitbundige en daverende lachsalvo’s van mijn ooms en langgerekte gillerige slappe-lach-aanvallen van mijn tantes leidden is tot op de dag van vandaag een goed bewaard familiegeheim gebleven.

Misschien dat het in het contract met Ad was opgenomen. Ik weet het niet. Maar op 5 december zelf deden we thuis ook aan pakjesavond. En wel om 4 uur ’s middags. Mijn zus kreeg een kado. Een poppenwagen of zo. Eigenlijk had ik daar niet zoveel oog voor. Maar om onduidelijke redenen was mijn kado niet tijdig door de Sint bezorgd. Onder het mom van “ik bel er wel even achteraan” verdween Ad van het strijdtoneel. Na een paar minuten bonkte er iets tegen het raam van de woonkamer. Wij kijken natuurlijk. Ad was nog steeds aan het bellen, zij het dat hij kennelijk vooral luisterde. Tot mijn stomme verbazing hing er een traptrekker compleet met aanhanger aan een touw te bungelen. Geheel overbodig kende  mijn vader betekenis toe aan dit onalledaagse tafereel: dit was het werk van Zwarte Piet! Deze landbouwcombinatie paste bij lange na niet door de schoorsteen. Maar pieten zijn niet voor één gat te vangen. En na ruggespraak met de goedheiligman hadden zijn hulptroepen er een geschenk uit de hemel van gemaakt. Voor deze bisschop een kwestie van de juiste connecties. En binnen je netwerk aan de juiste touwtjes trekken. Ik was zo blij als een kind. En reageerde geheel rolconform. Een danklied steeg op uit mijn binnenste: dank u Sinterklaasje, jubelde ik.

Korte tijd later zag ik het licht. Waarschijnlijk bevonden zich in de lichting van mijn kleuterklas een paar vroegbekeerde wijsneuzen met zendingsdrang. Door hen kwam ik het aan de weet. De Sint is gewoon een verklede man. Niks geen heilige en onsterfelijke weldoener en kindervriend. Het zou zomaar je oom of die enge buurman kunnen zijn. Of je kostganger. Wie zal het zeggen. En twijfel is net als zo’n klein schattig veldmuisje. Een klein gaatje knagen is al voldoende om binnen te komen.

Op zo’n moment vallen dingen op z’n plaats. Ogenschijnlijke futiliteiten krijgen dan ineens gewicht. Waarom bellen in de gang, terwijl de vaste telefoon met draaischijf aan de muur van de voorkamer hangt? En waarom zolang bellen? Wat kost dat wel niet? Waarom werd daar niet over gemopperd? Dat hoorde toch bij lang bellen?

Lange tijd heb ik gedacht dat Ad de grote held was die onverschrokken het platte dak beklom om mijn verlangens te vervullen. En plaatsvervangend verhoring bewerkte van mijn smeekbede om alsjeblieft niet mijn huisje voorbij te gaan.

Totdat vandaag het kwartje viel toen ik op internet las:” Steeds meer pakjes worden bezorgd met drones.”

Een gevoel van dubbele ontgoogeling gekroop mij: dat Zwarte Piet niet bestond, vermoedde ik al. Maar dat mijn jeugdheld en grote “broer” Ad niet die held bleek te zijn die met gevaar voor eigen leven het dak beklom om mijn wens te verwezenlijken? Onze kostganger was zijn tijd ver vooruit. Hij stond natuurlijk gewoon verscholen in die diepe achtertuin met een enorme smile op zijn gezicht en een afstandsbediening in zijn hand. En met een voor een GSA-er bovengemiddelde nauwkeurige precisie  liet hij een traptractor uit de hemel neder dalen.

Zo’n eigentijds berichtje. Weer een illusie armer.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten